De Paraguaybrieven

(Dit zijn de brieven die Martino Merino schreef aan Homme Wedman tijdens zijn reis door donker Paraguay)
________________________________________
20 april 1997

Beste Homme, ik zit nu in het vliegtuig richting Paraguay. Nadat wij, de leden van Zweedse Eenzaamheid, hebben besloten de instumenten vooropig aan de kant te leggen dacht ik:”Dit is mijn kans om mezelf te gaan vinden in hooglanden van Paraguay. Ik hoop daar de antwoorden te vinden op de vele vragen die mij de laatste tijd door het hoofd spoken. Jij zult de enige zijn die weet waar ik vertoef, en ik wil je vragen dit ook zo te houden, voorlopig. Ik moet eerst een en ander op een rijtje zetten. Ik zal je regelmatig informeren d.m.v. brieven en/of telex. Over een handjevol uren zal ik landen op Paraguay-airport. Daar zal ik wel zien waar mijn eerste overnachting zal plaatsvinden.

Voor nu de groeten en drink er nog een met Jaap zou ik zeggen.

-Merino.
________________________________________
22 april 1997

Ha die Homme,

Na te zijn aangekomen op Paraguay-airport ben ik te voet met mijn knapzak het binnenland ingetrokken waar ik de eerste nacht heb doorgebracht in een schuur van een lamafarm. Toen ik echter ’s nachts merkte dat de aanvankelijk zo vriendelijk lamaboer mijn knapzak wilde plunderen terwijl ik in dromenland was, heb ik hem K.O. geslagen zodat hij zeer waarschijnlijk naar de O.K. moet, toen heb ik twee van zijn lama’s ontvreemd en heb mijn reis vervolgd. De gehele volgende dag en nacht heb ik met mijn nieuwe lama-vrienden gelopen over smalle bergpaden en uitgestrekte vlakten totdat ik een grot ontdekte waar ik nu al zo’n drie uur doorbreng en deze brief schrijf alvorens ik onder de merinowol kruip.

Zo nu ben je weer op de hoogte, ik zal spoedig weer schrijven. Ga je nog zuipen vanavond?
________________________________________
23 april 1997

Homme man, wat ik nu weer heb beleefd; Ik dacht dus in die grot rustig te kunnen overnachten, lekker knus met m’n twee lama’s (Ik heb ze meneer Vandenpeereboom en meneer Couzy gedoopt), maar die vlieger ging niet op. Ik had een vuurtje gestookt en wat water gekookt om thee van te zetten toen er opeens een bloedmooie inlandse voor mijn neus stond. Ik dacht bij mezelf:”Wat rot dat jou dat nu weer moet overkomen Merino”.(grapje). Ze bood aan dat zij de thee wel zou zetten, ik liet haar begaan. We keuvelden wat over koetjes en kalfjes onder het genot van een kopje overheerlijke thee, toen ik me opeens wat duizelig begon te voelen. Ze had me vergiftigd, dacht ik aanvankelijk. Maar het was geheel anders, het was een geestverruimende thee die de schone deerne voor mij had bereid. Ik zag allerlei mooie kleuren en beelden. En een oude man die mijn naam riep en me zei dat ik naar de west moest gaan. Na nog een aantal psychedelische uurtjes met het vrouwtje te hebben doorgebracht viel ik in een diepe slaap en werd pas laat op de dag wakker. Ze was verdwenen, ik keek of ik niet was beroofd of iets dergelijks. Meneer Vandenpeereboom en meneer Couzy waren ook nog aanwezig. Gelukkig. Nu schrijf ik deze brief, en ik denk dat ik vanavond maar eens een stukje naar de west zal gaan lopen.

Merino.
________________________________________
24 april 1997

Gegroet Homme, ik loop nu al bijna twee dagen richting de west en ben nog geen enkele levende ziel tegengekomen. Meneer Vandenpeereboom en meneer Couzy beginnen ietwat uitgeput te raken dus ik denk dat ik hier, onder een mooie grote boom, maar een lange rustpauze inlast. Ik dacht net een klein beekje te zien, daar kan ik mijn watervoorraad weer aanvullen en kunnen de beide heren zich eveneens tegoeddoen aan het heldere nat. Je vraagt je misschien af hoe het in godsnaam mogelijk is dat ik steeds deze brieven post. Nu, dat zit zo; hier in Paraguay is een centraal broedgebied van de hier erg talrijke Avondroodara. Deze zoekt voedsel voor zijn kroost in het gehele land en is soms wel twee dagen onderweg. Deze vogels zijn erg tam en gemakkelijk te lokken met een pinda of een stukje brood. Als dan zo’n creatuur op mijn arm zit te peuzelen, bind ik de brief op zijn rug. Als het kleurige beest dan weer naar zijn broedplaats terugkeert staat daar een medewerker van Paraguay Post op hem te wachten en zorgt voor de verdere distributie van de brief.

Enfin, deze middag was bijna mijn laatste geweest, daar ik me plots in een zompig drijfzand bevond. Toen ik reeds tot mijn middel in de derrie verkeerde zag ik kans mij aan een tak vast te klampen. Deze brak echter van de struik maar gelukkig greep meneer Vandenpeereboom de tak beet met de bedoeling de groene bladeren die eraanvast zaten te verorberen. Dit bleek mijn redding, woest schuddend trok mijn vriend me op het droge.

Tot zover voor vandaag, we gaan nu van onze welverdiende rust genieten. Ik zou zeggen neem er nog een.
________________________________________
26 april 1997

He Hommie, ’t klopte toch, dat van die west. Vanmorgen liep ik met m’n kompanen langs eens beekje toen daar plots een oude, kleine, kale, vriendelijk ogende, in Desert Storm-uniform geklede man voor onze neuzen stond. Hij stelde zich voor als Rami de Swami. Hij sprak een oud Paraguayaans dialect, wat ik ondanks mijn vloeiend hedendaags Paraguayaans ietwat moeilijk kon volgen. Maar naargelang ons gesprek vorderde wende ik eraan en kon ik hem prima verstaan. Hij nodige ons uit hem te vergezellen naar zijn onderkomen in de heuvels, enige kilometers verderop. Daar aangekomen begon hij onder het genot van een stevig alcoholbevattend drankje (wat bij jou vast en zeker zeer in de smaak zal vallen Homme) een verhaal af te steken over de geschiedenis van Paraguay en haar volk. Opmerkelijk was de grote rol die alcohol en bedwelmende kruiden speelden in de loop van hun rijke historie. Hiervan plukken wij nu natuurlijk nog elke dag de vruchten langs de weg die Merinobier heet. Hij hield het vertellen urenlang vol, en tankte zich driemaal zo snel dan ik vol met het sterke drankje wat hij Buyhommes noemt. Een half uur geleden is hij gestopt, of eigenlijk; is hij buiten bewustzijn geraakt. Dit zag ik wonderwel in zijn geheel niet aankomen, daar hij op monotone wijze zijn verhaal afstak zonder te haperen.

Nu, ik denk dat hij zijn sagen morgen wel zal vervolgen. Ook ik geef mijn pijp aan Maarten, zij het alleen voor vandaag. Ik zou zeggen de groeten aan Jaap en neem nog een slaapmutsje.

Groeten,
Merino.
________________________________________
27 april 1997

Hallo Homme, vanmorgen vroeg, ’t zou zo rond negenen moeten zijn geweest, vervolgde Rami, na me z’n excuses te hebben aangeboden voor het abrupte einde van zijn optreden, zijn verhaal. Ik zal je enkele onderdelen van het geheel citeren;”…en als dan onze voorouders des avonds tezamen kwamen, dronken zij Buyhommes en kauwden op de bladeren van de Cocaplant. Dan kwamen de oude verhalen los over het begin van alles, over de heilige duif en zijn schaapskudde welke langs de hemel voortbewoog en vanuit daar de coryneeën van de onderwereld bestraften met hun geblaat. Als ze dan voldoende Buyhommes hadden genuttigd, en de Cocabladeren op waren, ontstaken zij hun pretsigaren en togen het bos in. Luid zingend met hun fakkels zwaaiend en in paulonaise hield men stil bij een open plek in het dichte woud. Aldaar begonnen dan de slachtingen; de coryneeën en schapenslachters, welke in de dagen daarvoor waren gevangen genomen en aan palen waren gebonden werden ontkleed, met scherpe messen van hun primaire en secundaire geslachtskenmerken ontdaan en vervolgens het bos in gejaagd. Na zo’n 15 minuten zette men de achtervolging in. De honden werden losgelaten en de kruisbogen gespannen. Dit alles duurde voort totdat ook de laatste der coryneeen was gedood en van zijn of haar huid was ontdaan. Deze huiden werden dan na droging beschilderd met voorstellingen van de slachting…”
Zoals je merkt Homme, waren de oude Paraguayanen wreed maar rechtvaardig, de coryneeen kregen nog de kans te ontsnappen. Rami heeft beloofd morgen het laatste deel van de geschiedenis van Paraguay tentoon te spreiden. Ik houd je natuurlijk op de hoogte. Je hebt vast en zeker alweer een aantal sixpacs achter je kiezen, of heb ik ongelijk. De groeten, Merino.
________________________________________
28 april 1997

Yo homie, Rami heeft me weer de oren van m’n kop geluld vandaag. Maar voordat ik doorstoom moet ik even vermelden dat ik hard ga. Ja, ik ga heel hard, enorm hard zelfs. Dit komt namelijk zo; Rami heeft hiet een XTC-stash, en ik mocht even testen, samen met Rami. Hij is nu aan het rondjes rennen rond zijn hut en zingt keihard:“Mr. Sandman… bring me a dream”.

Afijn, even over Paraguay e.d.; ik ga nu niet navertellen wat Rami allemaal had te zeggen, we hebben namelijk besloten een boek uit te geven over de geschiedenis en gebruiken van Paraguay. Morgen gaan we op de lama’s het oerwoud in om een indianenstam te bezoeken die ons waarschijnlijk nog veel meer kan vertellen over oude gebruiken en tradities. Ik dacht trouwens net even dat ik de schone inlandse deerne van een aantal dagen terug in de bosjes zag staan. Maar dit kan ook evengoed een hallucinatie zijn geweest, daar we de XTC-pil weg hebben gespoeld met een halve liter paddenstoelthee.

Nou, ik ga nu even met Rami mee rennen, daar heb ik nu echt zin in, rennen, ja, hard rennen. En zingen, hard zingen, over Lego enzo.

He, Homme, ik houd ermee op. Doe de groeten aan Jaap en sla er nog een paar achterover zou ik zo zeggen. Tot sinas.

Merino.
________________________________________
30 april 1997

Wederom gegroet m’n beste Homme. Gisteren ben ik met Rami het oerwoud ingetrokken om een oude indianenstam te vinden, tenminste zo noemde Rami het. Je raad nooit wat ik daar godverdomme aantrof; Inca’s! Die motherfuckers bestaan gewoon nog. De vuile bastards. En wij maar denken dat die lui uitgeroeid waren e.d., lopen ze daar in dat bos nog gewoon vrolijk rond. Maar laat ik me nu niet weer zo opwinden, dat heb ik gisteren al gedaan. Ik heb me die lui toch een potje de huid volgescholden. Voor rotte vis heb ik ze uitgemaakt, dat zootje ongeregeld. Rami begreep niet waar ik me zo druk om maakte, en toen moest ik het hele verhaal maar weer uit de doeken doen. Ik heb het je toch al wel eens verteld hoop ik? Voor de zekerheid zal ik het in het kort nog even herhalen.

Toen ik nog een klein Merinootje was ben ik es een keer ontvoerd door een aantal coryneeën van niet-westerse geschiedenis. Drie jaar werd er tevergeefs naar mij gezocht. De klootzakken hadden me naar Paraguay gesmokkeld. Ja inderdaad, dat was m’n eerste met dit prachtige land. Toen op een dag de coryneeën niet terugkeerden naar de grot waarin ze me hadden opgesloten begon ik me af te vragen of ze me misschien zouden achterlaten om een vreselijke hongerdood te sterven. Maar de volgende dag werd ik bevrijd door een aantal autochtonen, en ze namen me op in hun stam. Ik hoor je al denken “dit waren de Inca’s”, maar nee. Zo zat het niet. Deze mensen hadden de coryneeën afgeslacht daar zij het zat waren steeds door deze lui te worden lastiggevallen. De daaropvolgende drie jaren heb ik bij deze alleraardigste mensen vertoefd en heb ook toen al kennis gemaakt met het overheerlijke Merinobier, waarnaar ik ook ben vernoemd. Er was toen een oude vrouw die mij ’s avonds voor het slapen gaan verhaaltjes vertelde over de Inca’s, een volk dat al lang geleden een enorme technologie had ontwikkeld in hun reeds lange bestaan. Toen echter het opperhoofd erachter kwam dat ze mij hierover vertelde, werd zij gevierendeeld en aan de honden gevoerd, en mij werd ingeprent dat zij een heks was die leugens vertelde. Ik zou gered zijn van de verdoemenis, zo ging het verhaal in het dorp. Na drie jaar werd ik door een expedities van coryfeeën ontdekt terwijl ik aan het zwemmen was in een rivier. Zij hebben mij onder hun hoede genomen en hebben me terug naar de Lage Landen gebracht. Al die jaren was ik er dus van overtuigd dat de vrouw me leugens vertelde welke niet op waarheid berustten, en dan sta je opeens voor zo’n roedel Inca’s. Is het dan zo gek dat je het hele oerwoud bij elkaar vloekt? Mag ik dan ook eens pissig zijn? Lijkt me van wel.

Afijn, dit wilde ik voor vandaag even kwijt, ik heb overigens m’n excuses aangeboden aan de Opper-Inca en Rami. Morgens zal ik, als ik weer wat ben afgekoeld, een goed gesprek aanknopen met deze lui. Je zult wel horen, beste Homme, hoe dit afloopt. ’t Is de laatste van de maand geweest dus heb je vast en zeker zoals gewoonlijk even flink gezopen met Jaap en Joop. Ik hoop dat je niet teveel hoofdpijn hebt.

Groeten van je vriend Merino.
________________________________________
Hieronder antwoord van Homme, welke hij heeft gestuurd naar de Paraguayaanse ambasade in Den Haag. De ambasadelui hebben ervoor gezorgd dat deze brief bij Merino terecht kwam via een loopkoerier welke in Paraguay nog veel worden gebruikt i.v.m. het onherbergzame landschap.
________________________________________
HOMME ANTWOORDT!

2 mei 1997

Beste Martino,

Mijn welgemeende excuses voor mijn late reactie, maar ik had veel te doen. Deze maand moest ik weer door heel Nederland lezingen houden. Maar mij hoor je niet klagen, beter dan die debiele lintjes doorknippen, dat laat ik wel aan minder intellectueel bedeelde figuren over. Ik zal je even een verslag geven van mijn laatste lezing, die zoals altijd weer uitliep op een stevige matpartij:

Ik was die dag uitgenodigd door de gemeente Winschoten om in dat achterlijke dorp te komen spreken. Ze bleven maar zeuren, en omdat er na afloop gratis bier was heb ik in een vlaag van verminderde toerekeningsvatbaarheid toegezegd. Maar goed, ik kom daar dus aanrijden met Joop, waar trouwens iedereen ons aangaapte alsof we godverdomme de koningin waren. Die stomme keuterboeren hadden zeker nog nooit een anarchistenteken gezien, en je weet Merino, dat er daarvan op mijn voertuig nogal veel zitten. Ik moest Joop tegenhouden, anders waren er zeker doden gevallen, hij kon die stupide agrariërs niet luchten of zien.

Toen we op de plek van de lezing aankwamen begon het gezever al. Er kwam een even bejaard als uitgemergeld wijf naar ons toe die vroeg wie wij waren. “Wie wij zijn?”, brulde Joop haar toe in een ontstekende woedebui, “Dit is godverdomme Homme Wedman, vuile druipgrot, die hier een godvergeten lezing komt geven waar jullie stinkproleten geen ene klotejota van begrijpen.” Het wijf begon zich uit te putten in excuses. “Oh, sorry meneer Wedman, ik had u niet herkend” Bla, bla, bla, je kent het wel dat gezever. Ze had ook nog te brutaliteit te informeren waarom ik Joop had meegebracht. “Ik ga toch godverdomme niet alleen zuipen”, beet ik het wijf toe en ik sommeerde haar op te rotten.
De lezing over anarchie en chaotisch volksgeweld in de Shame Culture verliep onrustig. Toen de zaal mij te onrustig werd, greep Joop onmiddelijk in. Daarna heb ik van die kankerlijers geen sikkepitje last meer gehad. Na afloop was er het gebruikelijke zuipen, waarbij Joop en ik ons ervan hebben verzekerd elke druppel bier die er in Winschoten vloeide te hebben opgedronken. Luid toeterend en onze middelvinger opstekend reden we het dorp uit, waarbij ik het geluk had een argeloze landbouwer vol op mijn bumper te krijgen. Nog veel plezier in Paraguay en blijf schrijven.

Groeten, ook van Jaap en Joop trouwens,

Homme Wedman
________________________________________
1 mei 1997

Hoi Homme, zoals beloofd ben ik in afgekoelde toestand met de Inca’s gaan praten; Rami deed zijn werk als tolk uitstekend. Na de misverstanden uit de weg te hebben geruimd vond het opperhoofd dat het eerst tijd was voor een stevige neut. Zo gezegd zo gedaan. Na een flink aantal Buyhommes gingen we moppen vertellen. Lachen dat we deden. Meneer Vandenpeereboom en meneer Couzy werden vertroeteld door de kinderen, en beurtelings mochten zij erop rijden. Het was een gezellige boel. Na het speciaal voor ons bereidde feestmaal, trokken Rami, het opperhoofd, twee oude wijzen en ik ons terug in de vergaderhut. Daar deelde een der oude mannen cactusvruchten uit welke wij moesten eten. Daarna dronken we nog een paar versgebrouwen Merinobiertjes en praatten wat. Ik had ook hun dialect nu zo’n beetje onder de knie. Na een uurtje begonnen de cactusvruchten hun werking te vertonen. Een der oude mannen vertelde ons waar we naartoe zouden gaan. Terwijl hij vertelde zagen wij het voor ons. Ieder op zijn eigen manier, maar de essentie bleef hetzelfde. We vlogen mee met de goden over het Paraguayaanse landschap. We scheerden over rivieren, bergen en uitgestrekte woestijnen en ondertussen vertelde de oude wijze over de goden en hun heldendaden. Hij nam ons mee naar een plaats waar de eerste mensen hadden geleefd; een geweldig geavanceerde maatschappij, waar geen plaats was voor geweld. Behalve natuurlijk het aloude coryneeënjagen en de sierlijke vechtsporten.

Oh.. wat spijt me dat nou… en ook weer niet! Homme, ik moet er voor vandaag mee stoppen, het opperhoofd wil dat we weer komen drinken. Ik vertel de rest morgen wel. Homme, zet ‘em op en drink er nog een paar, groeten aan Jaap.

Merino.
________________________________________
11 mei 2004

Ja, mijn waarde compadre, ik leef nog. Het spijt me erg dat ik al die jaren niets van me heb laten horen. Er is hier het een en ander gebeurd de afgelopen jaren. Ik zal het je allemaal in geuren, kleuren en zonder zeuren vertellen. Maar, alles op zijn tijd. Allereerst kan ik je melden dat het goed met me gaat. Dat is zo nu en dan wel eens anders geweest. Zowel lichamelijk als geestelijk ben ik weer geheel boven Jan. Ook over deze ontwikkelingen zal ik je spoedig berichten.

Ik zit nog immer bij de Inca’s. Ze hebben mij volledig in hun stam opgenomen. We hebben vele avonturen beleefd, met vele ups en downs. Een erg grote down is het feit dat Rami niet meer onder ons is. Deze geschiedenis zal ik in mijn eerstvolgende brief uit de doeken doen, hoewel het nog steeds erg moeilijk voor mij is aan dat voorval herinnerd te worden. Het feit dat ik je nu weer schrijf is ook voor mijzelf een verwarrende edoch zinderende ervaring. Ik heb je niet opzettelijk in het ongewisse gelaten. Ik werd hiertoe gedwongen door omstandigheden. Ik ben erg vermoeid en het kost me veel energie deze letters op papier te zetten. Ik zal morgen een begin maken met een waarschijnlijk lange reeks van brieven waarin ik mijn avonturen van de afgelopen zes jaren uit de doeken zal doen.

Hoe is het jou intussen vergaan Homme? Ik ben erg benieuwd hoe het mijn broeders en zusters vergaat in het koude kikkerlandje dat ik inmiddels toch alweer een flink aantal jaren geleden heb verlaten. En hoe is het met Jaap? Ik kan haast niet wachten weer eens met jullie een aantal kroegen in het Groningse van hun drankvoorraad te ontdoen.

Voor vandaag rest mij slechts te opperen er nog een aantal weg te hakken. Breng het nieuws aan Jaap, doe hem de hartelijke groeten. Morgen meer.

-Merino
________________________________________
13 juni 2004

Nou, mijn beste Homme, dat ‘morgen meer’ uit mijn vorige brief viel even smerig tegen. De jongens hadden een nachtelijk verassingstochtje georganiseerd voor de jagers, de koks en de brouwers van het dorp. Dat was me een onderneming die me nogal rauw op mijn dak viel (ik ben per slot van rekening ook geen twintig meer). Drie weken hebben we door de jungle gezworven waarbij we ons traject moesten bepalen aan de hand van een gecodeerde kaart met dubbelzinnige aanwijzingen. Onderweg moesten we een aantal objecten verzamelen die we bij thuiskomst konden inwisselen voor diverse prullaria waarvan men hier denkt dat ze geluk brengen. Ik heb net drie dagen aaneen geslapen. Ik ga straks eens even kijken wat voor meuk ik krijg voor mijn verzamelde objecten. Tja, ze hebben hier een vreemd gevoel voor entertainment. Ik ben er na al die jaren nog steeds niet aan gewend.

Maar goed. Om even op het gedoe met Rami terug te komen; de beste man is helaas niet meer onder de levenden. Het gebeurde zo’n zes jaar geleden. We leefden al weer een jaar in het Inca-dorp alwaar we met veel respect en liefde werden opgenomen in hun gemeenschap, alsof we twee van hen waren. Met z’n allen hadden we twee riante niewe hutten gebouwd en tevens een onderkomen voor de heren Couzy en Vandenpeerenboom. Na een rustig en zeer aangenaam jaar kreeg Rami het op z’n heupen. Hij dronk meer dan ooit en was geen moment op nuchterheid te betrappen. Ik vroeg hem wat er aan scheelde. Hij antwoordde slechts in raadsels. ‘De grote garnankel’ en ‘moeten Oela helpen met de afwas’ was het enige dat ik meende te verstaan. Voor de rest was het geblaat van de hoogste orde, een corynee als Van der Vliet waardig. Uiteraard nam ik hem wel serieus, hij had me immers nog nooit in de steek gelaten. We pakten onze knapzakken en trokken er samen met de heren Couzy en Vandenpeerenboom op uit. Ik had geen idee waar naartoe. Ik liet Rami voorop rijden en volgde hem dagenlang over de pampa’s en door de jungle. Na een dag of vijftien stopte hij onverwacht en maakte een vuurtje. Hij haalde wat kruiden uit zijn knapzak en zette een van zijn voortreffelijk potjes thee. Daar hij nooit over zijn ingredienten wenst te praten weet je tevoren nooit wat de uitwerking van zo’n overheerlijk kopje deze keer zal zijn. Vertrouwen is het devies.

Oei, het is al weer laat. Ze roepen me, beste Homme. Ik moet weer zuipen. De rest van het verhaal volgt spoedig.
Zeg Jaap dat ie vooral niet rustig aan moet doen. Daar word je maar oud en saai van. Homme houd je Nico en neem er nog eentje.

-Merino
________________________________________
21 jun 2009

Godallemachtig!

Homme, m’n beste, je zult het niet geloven; ik ben weer in het land!

Op 16 juni jongstleden heb ik voor het eerst sinds 1997 weer voet op de geplaveide grond van ons koude kikkerlandje gezet. Na een lange vlucht ‘straight from Asunción’ kon ik eindelijk weer de Hollandse, met kerosine doordrenkte lucht van Schiphol opsnuiven. Dat maakte meer los dan je van mij zou verwachten, ouwe drinkebroer. Opwellende tranen kon ik slechts met moeite bedwingen.

Iets meer dan vijf jaren is het geleden sinds ik iets van mij heb laten lezen. Ik kan me indenken dat je er enigszins tabak van had, daar ik maar steeds mijn beloftes jou te blijven informeren niet nakwam. Ik kan het me helemaal voorstellen. Leuk is anders (een uitspraak die Rami te hooi en te gras te berde bracht in de dagen voor zijn dood, waarover ik nu echt uit de doeken zal doen) maar ik heb er zo mijn redenen voor gehad. Je zult het me vergeven.

Die avond, toen Rami zijn thee had gezet, ergens in ’98 in de jungle, liep het compleet uit de hand. De thee was weer eens alsvanouds sterk. Al snel verschoot het door het kampvuur flikkerende groen van de jungle naar rood. Een groene hel werd een rode. Zelfs Swami had in toenemende mate moeite de vat op het hier en nu (inmiddels ‘daar en toen’) te behouden.