Sjanske is lief

En dan leg je ‘m neer, dat boek. Dat verschrikkelijke boek met al die verschrikkelijke verhalen. Van die verhalen die je lichamelijk aantasten. Zoals al die vrouwen die huilen in de bioscoop bij een film over kanker en kinderen.

Hoe kan dat nou? Je hebt op YouTube al het mogelijke al gezien; Tjetjeense soldaten die een Rus de strot doorsnijden, twee meisjes één kopje, Bill O’Reilly. En toch leg je ‘m weg. Omdat het zo verschrikkelijk is.

Ik ging daarom bij Sjankske langs voor een kopje koffie. Ik hoopte dat Sjanske mij kon vertellen waarom ik door dit boek wél van mijn stuk word gebracht. Sjanske is 29 jaar en ik ken haar al twaalf jaar. Ik ontmoette haar op de begrafenis van de moeder van Sjors. Sjors is de barman van mijn stamcafé Dondermelk. Mooie kroeg. Sjors is een mooie kerel. Niet qua uiterlijk. Sjors ziet er niet uit maar het is een prima kerel. Zijn moeder was kerngezond. Was, want toen kreeg ze kanker aan d’r oog. Op zich heb je dan en redelijk vooruitzicht. De moeder van Sjors bracht het er echter niet zo goed van af. Bij ontdekking bleek het al flink uitgezaaid. Drie maanden had ze nog zei de arts. Het werden er vier. Sjanske stond naast Sjors aan het graf. Ze huilde niet. En terecht; de moeder van Sjors was een kutwijf. Een nazihoer. Letterlijk, want ze had als dertienjarige Herman Göring afgezogen. Niet omdat ze daarmee een jodenfamilie kon redden of zo, maar gewoon omdat Görning haar vijftig cent bood om het te doen. Dat is niet waarom het een kutwijf was. Het feit dat ze Sjors als kleuter verhuurde aan een pedofiele buurman, voor een geeltje per keer, verdiende ze dit stempel.

Maar goed. Ik bel aan bij Sjanske. Ze is pas bevallen. Een zoon. Krijger heeft ze hem genoemd. Wat een kutnaam. Zo lekker modern, anders dan anders. Sjankse doet open. Ze is blij me te zien. Ik ben blij haar te zien. Had ik niet verwacht. Sjanske is eigenlijk ook een heel mooi mens. Niet qua uiterlijk. Sjanske ziet er niet uit. Maar het is een lieve meid. Als ze mooi zou zijn en niet lief, zou ik waarschijnlijk ook langs zijn gegaan. Als ze niet lief was en wel Sjanske, dan was ik niet gegaan. Als je lelijk bent, moet je lief zijn. Anders kun je het schudden. Als je mooi bent kun je alles maken. Ook bij mij.

Ik krijg een update betreffende het kind; eet goed. Slaapt goed. Huilt niet veel. Is héél intelligent want reageert overal op. En om het idyllische plaatje compleet te maken, kondigt het twee maanden oude kind ruim van te voren aan als het zijn luier vol gaat poepen. Wat een fantastisch kind. Nobelcommissie, be prepared.

Na twee kopjes te slappe koffie en geleuter over het kind, moet Sjankse haar tampon wisselen. Krijger, die in een wiegje in de hoek van de kamer ligt, huilt intussen al tien minuten onafgebroken. Zodra Sjanske de huiskamer heeft verlaten stap ik op het kind af. Ik leg het dekentje opzij en neem Krijger voorzichtig in mijn armen. Na tien seconden stopt hij met huilen. Wazig staart hij me aan. Hij lacht. Wat een lelijk kind. Ik grijp zijn linker beentje en houd hem in de lucht. Subiet begint hij weer te huilen. Op dat moment voel ik een enorme haat jegens het kind. Zonder na te denken steek ik zijn rechter voetje in mijn mond en bijt drie van zijn teentjes af. Zijn gehuil neemt nauwelijks toe. Dat had ik niet verwacht. Krijger bloedt. Ik leg hem terug in zijn bedje en dek het bloedende kind af met zijn dekentje. Op dat moment komt Sjanske de kamer weer binnen. “Ik ga”, zeg ik en loop naar de deur. Sjanske glimlacht en doet de deur voor mij open. Ik glimlach naar Sjanske. Ze zegt:”Zie ik je snel weer?” Ik sla mijn arm om haar heen en zoen haar op haar mond. Met mijn tong duw ik de drie teentjes in haar mond. Sjanske is lief.

-Andre