Stereokonijn en het geheim van de poederwanten

update (15 juli 2013): Lees de herziene versie alhier.

Hoofdstuk 1. Het begin.

We tellen het jaar 1986, sinds een paar maanden was de rust teruggekeerd in de stadstaat Balkonië. De grote droogte was voorbij, de eieroorlog was beslecht en een week eerder was de laatste bipsgruispatient genezen. De epidemie leek over te zijn, er waren zelfs al weer twee vrouwen zwanger zonder verschijnselen van Hoempertvrees te vertonen. Het ging zondermeer de goede kant uit met Balkonië.

Stereokonijn was voorzitter van het Verwarringsstichtingsgilde in het westelijk kustgebied van Balkonië. Het was een zware verantwoordelijkheid die Stereokonijn met zich meedroeg want verwarring stichten is, zoals menigeen van u wel weet, geen sinecure. Maar daar hoefde Stereokonijn nu even niet meer over na te denken, hij had drie weken vakantie en was zijn koffer aan het pakken want de volgende dag zou hij naar de stad vertrekken om daar enige dagen bij een oude vriend door te brengen. De telefoon rinkelde. Stereokonijn nam op. Het was Helmut Befkont, de tuinman van de burgemeester. Hij wilde Stereokonijn graag nog even spreken voor hij vertrok. Ze spraken af in café Dondermelk, een hobbyprojectje van Ewoud Schilverbuik, de neef van Stereokonijn. Na zijn verblijf in het gevang de laatste 3 jaar wegens heling, drugsbezit en telefoonterreur was Ewoud van plan zijn energie op een nuttige wijze aan te wenden en zijn dorpsgenoten van het nodige vertier te voorzien. Volgens Ewoud was niets zo verderfelijk als een chronisch gebrek aan ontspanning.

Afijn, terug naar het gesprek dat Stereokonijn (Stereo voor vrienden) die avond voerde met Helmut Befkont. Het zou een aaneenschakeling van gebeurtenissen in gang zetten die grote gevolgen had voor het wel en wee van heel Balkonië, maar daar zal ik later meer over vertellen.
Stereokonijn stapte café Dondermelk binnen en zag Helmut meteen zitten. Helmut zag hem ook, hij wenkte. Stereo nam plaats aan het tafeltje bij het raam nabij de bar. Hij knikte naar Ewoud. Deze knikte terug en tapte vakkundig een vaasje. Helmut dronk niets, hij knabbelde op een stuk zoethout. Helmut was lid van de plaatselijke tuiniersvereniging en het was donderdag, dus geen vocht voor Helmut die avond.

“Hoeistermee?”, vroeg Helmut. “Drie weekjes vrij, dikke prima dus. Ben ik wel even aan toe”, antwoordde Stereo. Ewoud plantte het vaasje voor Stereo’s neus en mepte hem vriendschappelijk op zijn schouder. “Prachtige kraag Woud!” zei Stereo. Ewoud verdween in het voorraadhok.
Helmut keek begeerlijk naar het vaasje, slikte enigszins moeilijk en keek Stereokonijn toen zeer serieus recht in zijn ogen. “Ik moet je iets vertellen Stereo.” Stereokonijn keek hem verwachtingsvol aan. “Weet je nog dat de vrouw van de burgemeester in de verkeerde zandbak had gespeeld afgelopen zomer?”, “Jazeker”, antwoordde Stereokonijn, “Jouw zandbak”. Helmut keek angstvallig om zich heen, hoewel Dondermelk zo leeg was als een kistkalfkist ten tijde van een mond-en-klauwzeercrisis. “Niet zo hard. Jij bent de enige die dat weet”, “En de vrouw van de burgemeester dan?”, grapte Stereokonijn. “Leuk, leuk… even de aandacht erbij nu. Dit is bloedserieuze meuk, even geen geintjes”. Stereokonijn ging rechtop zitten en luisterde aandachtig naar wat Helmut te vertellen had. Ewoud kwam weer tevoorschijn uit het voorraadhok. Hij trof Stereokonijn alleen aan, voor zich uit starend in het niets. “Waar is Helmut?”, vroeg Ewoud. Stereokonijn schudde slechts zijn hoofd en bleef in het niets staren. “Geef me nog een vaasje Woud, en zo’n unit ernaast, een koopstoot”.

Hoofdstuk 2. Harry Wever.

Stereokonijn verbleef al weer een week in de stad. Hij logeerde bij Harry Wever, een oude vriend waarmee hij zwemles had gevolgd. Harry zat op de lagere school twee klassen lager dan Stereokonijn. Stereo speelde vaak met Harry’s zus Lilian, hoewel haar ouders het hier eigenlijk niet mee eens waren. Harry werd toen door zijn ouders gedwongen altijd in de buurt te zijn als zij samen waren, om verslag te doen. Stereokonijn mocht Harry wel. Vanaf zijn eerste dag als spion gaf hij hem geld om naar het filmhuis te gaan zodat Stereo in alle rust met Lilian kon spelen. Na de film haalden zij Harry om dan gezamenlijk langs de Burger King te gaan. Hun vriendschap groeide met de jaren.

Helaas ging het met Lilian helemaal fout. Ze raakte aan de drugs, hoereerde zichzelf om aan geld voor de dope te komen en uiteindelijk stierf ze aan een overdosis. Ze zou twee weken later haar elfde verjaardag vieren. Uiteraard schoven haar ouders Stereokonijn de schuld in de schoenen. “Slechte invloed”, “verkeerde vrienden”, de gewoonlijke beschuldigingen. Stereokonijn, kapot van verdriet, liet echter niet over zich heen lopen. Hij droogde zijn tranen, keek de ouders recht aan en zei koel maar overtuigend:”Hey… it wasn’t me!” Beide ouders zagen dat Stereokonijn de waarheid sprak. Ze vielen in zijn armen en vervolgens huilden ze gedrieën.

Vanaf die dag was Stereokonijn een welkome gast bij de familie Wever. Harry werd zijn beste vriend. Na de Middelbare school ging Harry naar de stad om daar filosofie te studeren. Stereokonijn was tevreden met een LOI cursus Verwarringstichting (met een gratis keyboardcursus van Stef Meeder) en ging spoedig daarna als zodanig aan het werk bij het lokale gilde.

Harry had een heel aardig vierkamerappartement nabij het centrum. Hij gaf les op een middelbare school. Maatschappijleer voor de onderbouw. Daarnaast werkte hij hard aan zijn promotie. Harry was nog aan het werk maar zou spoedig thuiskomen. Het was vrijdag en ze zouden er samen relaxt weekendje van maken. Stereokonijn had voor de gelegenheid een denderende fles whisky in huis gehaald en legde de laatste hand aan een pittige kebab. Harry hield erg van kebab, Stereo zelf was er geen groot fan van maar Harry had al de hele week zijn best gedaan in de keuken, dus dat had ie er wel voor over.

Stereo tuurde naar de garende kebab, nam een slok van zijn vers gebrouwen biertje (hobby van Harry) en dacht aan de woorden van Helmut. Een rilling liep over zijn rug. “Nu even niet niet”, zei Stereokonijn hardop en dekte de tafel. Harry kwam juist binnen. “Stereo, modderfokker..!! ’t Is weekend, ben je d’r klaar voor? WE GAAN HELEMAAL LOS!!”.

Hoofdstuk 3. Binnenstedelijk geleuter.

Met een goedgevulde maag daalden onze vrienden af in de metro die hen binnen enkele minuten in hartje centrum zou brengen. “Lijn 31 dan maar? Die stopt bij de Afslag. Daar zit een goede koffietoko. Uitsteekbare espresso hebben ze daar”, Harry kende zijn stad als zijn eigen broekzak. “Whatever you say amigo. Show me the coffee!”, zei Stereokonijn.

Lang hoefden ze niet te wachten. Zoals in menig stad was ook hier het metrosysteem het meest betrouwbare vervoersmiddel en liet de reiziger ook in de nachtelijke uren niet in de steek. Iedere lijn reed tenminste eens per uur. Het stadsbestuur had dit bewerkstelligd nadat er een aantal jaren geleden een groepje pubers op beestachtige wijze was afgeslacht toen zij gedwongen werden op een afgelegen metrostation te overnachten daar zij de laatste trein hadden gemist. De dader werd nooit gepakt.

Het was rustig in de wagons, ze waren de uitgaansdrukte drukte voor. Een paar vrouwen van middelbare leeftijd, overduidelijk aangeschoten, herinnerden elkaar aan de hilarische gebeurtenissen die hen die middag waren overkomen op de beurs voor huishoudelijke artikelen in de Lemminghallen nabij het noordelijke industriegebied. Volgestouwde plastic tassen omringden hen als een tutu een ballerina. Een sjofele muzikant speelde hobo voor de deuren. Stereokonijn herkende de melodie, Blutwein und Butterschlitzen van Ernst J. Gabelbruch. Hij had het als klein Stereokonijntje nog moeten spelen op blokfluit tijdens muziekles op school. Harry zou het ook moeten herkennen maar het lag te voor de hand het hem te vragen. Voor de muzikant lag een pet daarin enkele ondefinieerbare munten en een bioscoopkaartje met het controlestrookje er nog aan.

Station Elckerlijc. “Hier gaan we eruit Stereo”, zei Harry. Hij was overduidelijk in zijn nopjes. Dat was niet zo verwonderlijk daar hij al weken geen kroeg meer van binnen had gezien, hij had een zeer drukke periode achter de rug en een avondje stappen was een welkome ontspanning. Het deed Stereokonijn goed hem zo te zien. Het was lang geleden dat Harry als default een glimlach tentoonspreidde. Met een korte sprint omzeilden ze de dames van middelbare leeftijd om eerder dan hen de roltrap op te stappen. Ze renden de trap op de buitenlucht tegemoet. Het was de eerste zwoele avond van het jaar en bovendien vergezeld van een heldere sterrenhemel.

Er bekroop Stereokonijn een vreemd maar tegelijkertijd geen onbekend gevoel. Het was alsof al zijn zorgen even niet zo belangrijk leken. Hij zou zijn staat van zijn bijna als gelukkig omschrijven. Hij had dit in zijn leven hoogstens drie keer eerder gevoeld. De laatste keer was al weer lang geleden. Te lang om het exacte moment of de aanleiding te herinneren.

Misschien was het de zwoele avond, misschien het feit dat het Harry zo goed ging. In elk geval voelde hij zich goed. Hij dacht aan vele dingen tegelijk, ook aan Helmut. Maar de negatieve gevoelens bleven achterwege. “Je moet even tot morgen wachten Helmut”.

“Wat exclameerde u daar mijn waarde Stereo?”, vroeg Harry. “Of het nog ver is”, antwoordde Stereokonijn. “Neuh, hier om de hoek”. Het was een koffiehuis in typisch Mediterrane sfeer. Een zwaar besnorde man verwelkomde hen met een vriendelijke grijns. “Twee zwarte jongens Theo. Suiker Stereo?”,”Drie klonten”,”Een met drie klonten”. “Comming up, ga zitten, ik breng ze bij je”. Theo had een zwaar zuidelijk accent. Het bevreemde Stereokonijn dat het hem niet eens stoorde.

Ze deden de koffie hen goed bekomen. Een tweede en derde ronde volgde de eerste binnen het halve uur. “Ik heb van een collega gehoord dat ‘Den Dollen Hond’ een goede kroeg is voor de vroege vrijdagavond. Ze schenken daar een goede Wedman Triple naar het schijnt”, de glimlach weigerde van Harry’s smoelwerk te wijken. Het werkte aanstekelijk. Stereokonijn kon niet anders dan terug te lachen en zijn beide duimen op te steken. Ze betaalden Theo en stapten de warme avond weer in. Den Dollen Hond lag op vijf minuten lopen. Het hadden er ook vijftig mogen zijn, Stereokonijn vond het allemaal best.

Hoofdstuk 4. Het gedoe met Madelon.

Helaas is de auteur H4 even kwijtgeraakt. Wij hopen dat dit probleem snel zal worden opgelost..

Hoofdstuk 5. Interlude.

Stereokonijn eiste een verklaring. “Hoe kon je het in godensnaam zover laten komen Leo? Je had op z’n minst de burgemeester op de hoogte kunnen stellen.” Maar Leo luisterde allang niet meer. Hij doorzocht de zakken van de onbekende en zei de barman dat hij snel weer langkwam om het uit te leggen. Daarop vertrok hij. Stereokonijn bleef machteloos achter.

Harry kwam weer bij. Hij overzag de situatie en ging aan de bar zitten. “Gaat het Harry?” vroeg Stereokonijn. “Jawel, beetje duizelig. Maar verder niets aan het handje.” “Zo dat was wel ff schrikken”, zei hij met een voorzichtige glimlach. “Snel nog maar een Wedman Triple om het snel te vergeten?” “Dat is misschien wel het verstandigste wat je vandaag hebt gezegd” en Stereo ging naast hem aan de bar zitten. “Gebeurt dat hier vaker?” vroeg Harry aan de barman. “Niet echt, nee. Maar dit zag ik al een tijdje aankomen.” antwoordde de barman. “Antiflex.” zei de barman en stak z’n hand uit. Harry schudde zijn hand. “Wat zei je daar?” “Antiflex. Ja, kan er ook niets aan doen. Toen ik werd geboren zaten m’n ouders al weken in een LSD-roes. Dan krijg je dat soort afwijkende besluitvormingen aangaande officiele papieren en de burgelijke stand enzo.” “Ah, ben je d’r zo een. Harry is de naam, en dat aangevreten stuk wild hier naast me is Stereokonijn.”

De rust wilde toch niet helemaal wederkeren in Den Dollen Hond en na nog drie Wedman Triples namen onze vrienden afscheid van Antiflex en vervolgden hun weg door de binnenstad alwaar de avond middelbare leeftijd bereikte.

Ze liepen langs de rivier waar het zwart zag van de gevulde terassen. Opmerkzaamheid was geboden, het opgestaan-plaats-vergaan-principe vierde hier hoogtij. Al snel vond Harry een stek bij het water en alsof het geluk aan hun zijde was hoorden zij prompt: “Heren, zeg het maar!”. “Twee pinten met een jonge ernaast”, luidde de bestelling en de ober verdween in de drukte. Het leek wel alsof het warmer werd naarmate de avond vorderde en dat terwijl ze op nog geen twee meter van de koele rivier zaten. “Nou. De kop is eraf” zei Stereokonijn. “Jazeker. Maar de staart nog lang niet in zicht”, antwoordde Harry. Daar was de ober alweer met hun bestelling. Ongelofelijk hoe snel deze toch enigszins corpulente drankbezorger zich door de drukte wist te bewegen. Geen druppel had hij gemorst. Strakke kragen op de pinten en de jenever tot over de rand gevuld. “Opschrijven maar he?” zei hij en liep weg zonder het antwoord af te wachten.

Hoe loopt dit af? Wat wordt dit voor weekend? Lees binnenkort het vervolg van dit zenuwslopende verhaal…

Aus der Reihe…
Stereokaninchen

-Merino